12 februari 2007

Een dagje vrij van school



Het is al weer een tijd geleden dat Sjoerd Slagter op BNR Nieuwsradio werd geïnterviewd, maar zijn gesprek met de verslaggever is nog steeds interessant.
Hij is de voorzitter van de VO-raad, de nieuwe sectororganisatie van het voortgezet onderwijs. Aanleiding was dat op meer dan de helft van deze scholen nog steeds te weinig les wordt gegeven, ondanks een waarschuwing van een paar maanden terug door de inspectie die de scholen maande snel orde op zaken te brengen.
De inspectie dreigt nu met een verdere verscherping van het toezicht en sluit boetes niet uit voor die scholen die niet binnen afzienbare tijd hun leven hebben verbeterd. Wat vindt de heer Slagter nu van deze actie van de inspectie?


Het interview met de voorzitter verliep kritisch en de interviewer bleef sceptisch ondanks alle bezwerende antwoorden. Het verliep ongeveer als volgt.
'De scholen hebben de afgelopen maanden een fantastische prestatie geleverd', antwoordde de voorzitter nadat de interviewer had gevraagd, hoe het toch kwam dat de scholen na een half jaar nog steeds te weinig les geven.
'Maar de scholen geven toch nog steeds veel te weinig les, onder het wettelijk minimum?'
'U moet dit in een Europese context zien', verbreedde de voorzitter de discussie. 'Het aantal lesuren dat in Nederland wordt gegeven, is altijd nog hoger dan het Europese gemiddelde. Dat wordt toch al gauw vergeten!'
Een antwoord dat lijkt op: 'We rijden altijd nog veel langzamer dan in Duitsland', op de vraag waarom deze woordvoerder op de weg Utrecht-Amsterdam is betrapt op een snelheid van 170 km/u, waar 100 is toegestaan.
'Bovendien, de inspectie heeft pas lopende het schooljaar vastgesteld dat te weinig lesuren worden gegeven, en de scholen kunnen geen ijzer met handen breken. Die hebben gedaan wat ze konden. Ze hebben ondanks alle moeilijkheden een fantastische prestatie geleverd.'
'Maar', zo hield de interviewer vol, 'u mocht toch al niet te weinig uren geven? Het gaat over een wettelijk minimum. Daar hebt u de inspectie toch niet voor nodig? U kunt het de inspectie toch niet kwalijk nemen dat ze nu met maatregelen dreigen?'
Na een paar schermutselingen over de te geringe bekostiging - en daar heeft de voorzitter inderdaad een punt - bleef de teneur dat de scholen geen blaam treft, dat die al een fantastische prestatie leveren en dat ze elke dag bezig zijn hun product te verbeteren. We horen het al, hier is een echte onderwijsman aan het woord.

Daags na dit radio-interview kwam de voorzitter in een Volkskrantartikel nogmaals aan het woord. De titel van het artikel luidde: 'Er is lang gedoogd, nu ineens zijn er sancties'. Een verongelijkte heer Slagter dus, hoewel hij in de krant toch wel genuanceerder overkwam dan voor de radio. Zo liet hij zich kritisch uit over de zaken die hieronder aan de orde worden gebracht.

Hoe komt het nu toch dat er zo weinig uren worden gegeven? Een belangrijke oorzaak is dat er veel, heel veel lesuitval is door bijvoorbeeld ziekte en overspannenheid van docenten. Daar gaan per jaar toch al snel een 20 lesuren uur mee verloren. Daar valt niet veel aan te doen, zeggen de scholen. Ook blijkt dat sommige vacatures niet gemakkelijk kunnen worden opgevuld, en wat moet je als school dan?
De praktijk is echter dat een vervanger niet wordt aangetrokken, met een verwijzing naar het te geringe budget, zie het verweer van de voorzitter. Een raar verweer in het licht van het bericht dat de reserves op de scholen de pan uitrijzen. Bovendien, op een particuliere school als Luzac wordt lesuitval dezelfde week op zaterdag al ingehaald.

Maar er zijn ook andere oorzaken voor het te lage aantal lesuren. Behalve aan lesuitval gaan ook vele lesuren verloren door de eigen roostering van de school. Ik noem er maar een paar.

Op veel scholen zijn de proefwerkweken geheel ingeburgerd. Afgezien van de grote stress die deze weken voor de scholieren met zich meebrengen, betekent het ook dat in zo'n proefwerkweek geen les wordt gegeven. Op maandag van half negen tot kwart over negen een proefwerk Latijn en dat is het dan weer voor die dag. De volgende dag natuurkunde, zelfde tijd, opnieuw geen les meer. Een schooljaar kent vier proefwerkweken en dus al gauw ongeveer 120 uur minder les.
En wat te zeggen van de laatste proefwerkweek die vaak begin tot medio juni is afgelopen. Lessen worden dan niet meer gegeven, want waarvoor zou je die nog moeten bijwonen? De leerstof wordt toch niet meer getest. Wanneer uiteindelijk de grote vakantie begin juli begint, hebben de leerlingen op deze wijze toch al gauw drie weken misgelopen. Dat scheelt dus weer zo'n kleine 90 uur.
En ja, wat is een schooljaar zonder een week vakantie in schoolverband, bijvoorbeeld om een weekje te skiën. Dat kan altijd onder het kopje culturele vorming worden geplaatst. Tel maar op, dat is weer een 30 uur.
De eerste week van het schooljaar gaat voor een deel of eigenlijk geheel verloren aan boeken ophalen op de dinsdag, het rooster ophalen op de volgende dag en ja, dan is de week al weer bijna voorbij, dus maandag beginnen we pas goed. Misschien dat de leerlingen nog wel twee dagen naar school moeten komen, maar echt lesgeven is er dan niet meer bij. Opnieuw 20 uur verlies.

Alles bij elkaar toch wel tussen de 250 en 300 lesuren per jaar te weinig. Na vele jaren is dat de inspectie opgevallen, hoewel de ouders hierover al veel langer klaagden. Maar nu is het de inspectie ernst. Eindelijk!
Er is een troost. Wanneer ouders hun kind vanwege een bijzondere reden een dagje extra van school willen halen, dan is de school onverbiddelijk. Het kind zou door deze absentie een leerachterstand oplopen en dat kan de school niet voor haar rekening nemen!

11 februari 2007

De leukste winkel


Laatst sprak ik Jenny, een jonge vrouw die als onderwijsassistente op een basisschool werkt.
Ze is halverwege de twintig, had een Vmbo opleiding afgerond en daarna een tijd in de Verenigde Staten op school gezeten. Na haar schooltijd had ze een paar jaar in de Verenigde Staten en Venezuela gewerkt en toen ze na wat verdere omzwervingen weer in Nederland was teruggekeerd, had ze ook nog een tijd als grondstewardess gewerkt. Door haar internationale achtergrond spreekt ze vloeiend Nederlands, Amerikaans en ook redelijk Spaans. Geen alledaags type dus.

Toen ze eenmaal terug in Nederland weer wat tot rust was gekomen, wilde ze onderwijzeres op een basisschool worden en dat betekende dus de Pabo. Tijdens haar opleiding kon ze als onderwijsassistente aan de slag.
Ongeveer in die tijd kwamen de gruwelverhalen veelvuldig in de kranten over de belabberde kennis van taal en rekenen bij de meeste Pabo-studenten. De politiek eiste dat aan het eind van het eerste jaar een rekentoets moest komen en ook Jenny moest eraan geloven.
Om haar niveau te kunnen vaststellen, wilde de schoolleiding dat ze aan een voorlopige toets zou meedoen. Ze had het resultaat wel verwacht, maar toch schrok ze er nog van. Ze kon net zo goed rekenen als de gemiddelde leerling in groep 5 of 6!
'Hoe kan ik nu leerlingen in groep 8 begeleiden, wanneer ik zelf nog maar op het niveau van groep 6 zit?', vroeg ze zich terecht af. Toen ze haar verhaal vertelde, werd ik toch wel nieuwsgierig naar de kwaliteit van haar rekenvaardigheden. Je las en hoorde wel van alles over de slechte kwaliteit, je wist wat je zelf heel lang geleden aan rekenonderwijs had genoten en dat je nog steeds heel goed kon rekenen. Maar nu kon ik ook eens nagaan hoe erg een studente van nu er aan toe zou zijn. Daarom stelde ik haar het volgende alledaagse probleem voor.
'Stel Jenny, je loopt in de stad en je wilt een paar schoenen kopen. Je weet precies welke je wilt hebben. Je loopt langs twee schoenenzaken die pal naast elkaar liggen en beide bieden ze precies jouw schoenen aan voor 150 euro. In de ene zaak wordt een korting van 30% gegeven en de andere zaak biedt ze voor 30 euro minder aan. In welke winkel koop je ze dan?', zo vroeg ik.
Jenny dacht na, begon te blozen en keek me hulpeloos aan.
'Ik heb geen idee hoe ik dat moet uitrekenen,' antwoordde ze.
'Ja, maar toch wil je die schoenen kopen,' drong ik aan, 'welke winkel ga je dan binnen?'
'De leukste winkel,' zei ze toen maar.